dinsdag 30 oktober 2007

Op naar 150 dagen politieke lafheid

Vlaamse vrienden,

Normaal gezien is het niet van mijn gewoonte om commentaar te leveren op de actuele politieke gebeurtenissen. Ik beschouw deze blog namelijk meer als een plaats waar ik politiek-filosofische gedachten de wereld kan insturen en als ik al eens de actualiteit aangrijp is het om zo'n onderliggend inzicht naar boven te halen. Maar de hedendaagse politieke toestand begint nu ook mij zo danig te beroeren dat ik u ook een analyse ten beste geef.

Ik begin bij BHV. Dat zou op 7 november eenzijdig gesplitst worden in de Kamercomissie Binnenlandse Zaken onder leiding van Pieter De Crem. De enige plaats waar de Vlamingen wél nog numerieke overwicht hebben op de Walen is namelijk het parlement. Maar ook daar wordt geaarzeld, uit zelfcensuur, omdat men weet dat bij een eenzijdige splitsing de Walen de alarmbelprocedure bovenhalen. In dat geval vliegt het splitsingsvoorstel naar de regeringstafel, maar dit is een regering van lopende zaken, die over zo'n fundamentele wetswijzigingen niet meer mag beslissen. Na dertig dagen komt het wetsvoorstel terug in de Comissie, waar men nogmaals kan stemmen om het eenzijdig te splitsen. Ook voor een tweede maal kunnen de Walen de alarmbelprocedure inroepen, waardoor hetzelfde scenario zich herhaalt. Na een nieuwe periode van dertig dagen keert het onding dan terug. En zo kan het nog een tijdje doorgaan. De Walen kunnen grondwettelijk gezien blijven trekken aan de alarmbel.

Dit lijkt een uitzichtloze situatie voor de Vlamingen. Dit is echter maar schijn. De alarmbel is eigenlijk een vetorecht van een minderheid. En iedereen weet dat de waarde van een vetorecht omgekeerd evenredig is met haar gebruik. Hoe meer men dit recht inroept, hoe meer men dit recht uitholt. In plaats van nu echter de Walen te dwingen dit machtsmiddel uit te putten, laten wij het intact als middel tot zelfcensuur. Elke politieke handeling die we stellen, meten we af aan hun reacties. Dat is een defensieve strategie. We vertragen zélf de splitsing van BHV in de Kamercomissie "om de onderhandelingen nog een kans te geven". Welnu, die onderhandelingen hebben net daardoor geen kans meer: we halen elke druk van de ketel.

Resoluut, met alle partijen duidelijk maken dat BHV gesplitst wordt, zelfs al komt er een constitutionele crisis, dát is ballen laten zien. Daarom neem ik het dreigement van CD&V/N-VA en OpenVLD in de Zevende Dag niet serieus: ze winden er teveel doekjes om. Op de vraag of op 7 november het arrondissement en de kieskring sowieso gesplitst wordt antwoordt men niet met een eenduidig ja, men laat openingen. En dat maakt geen indruk. Allemaal aan hetzelfde zeel trekken, niet bluffen, en gáán voor die crisis, dát maakt pas indruk. Dán pas gaan de Walen aan damage control proberen te doen, en geraken zij in het defensief. Nu slapen ze op hun twee oren, en voegen zelfs nog eisen aan het pakket toe, zoals de aanstelling van de burgemeesters in de faciliteitengemeenten. Hoe meer we de overkant proberen te sparen, hoe zwakker we ons tonen en hoe meer rotsblokken op onze weg komen.

Hoe is het toch mogelijk dat wij als meerderheid zo met ons laten sollen? Men beweert in de media constant dat we met de Walen wel tot een akkoord moéten komen als we willen dat ... . Inderdaad. Als wat? Als we willen dat België blijft voortbestaan? Inderdaad, dan wel. Als we echter de mening van de kiezer respecteren - die kiezer heeft blijkbaar enkel gelijk als ie Belgisch stemt - dan zien we dat aan Vlaamse kant op 10 juni men Vlaams gestemd heeft, en aan Waalse kant Belgisch. Dat zijn nu eenmaal twee onverzoenbare standpunten, en één van de twee partijen zal inderdaad moeten plooien. Een compromis is in deze niet meer mogelijk: "Ofwel blijft België bestaan en dan is het op onze voorwaarden, ofwel gaan we verder zonder België." Dat is de enige zin die men in heel dat formatieberaad met krachtige stem, in overtuiging en gezamenlijk met alle partijen moet zeggen. Maar daar is politieke moed voor nodig. En meer dan vijf minuten.

Onze generatie is daar nog niet klaar voor. Bart De Wever is de voorbode van die nieuwe generatie Vlamingen, die zonder complexen de bestuurlijke absurditeit van dit land kan uitleggen, maar die nieuwe elite is nog jong, zeer jong. De federalistische eminence grise, die nog sterke voeling heeft met het hof, en de oude franstalige milieus is nog zeer sterk. De recuperatietechnieken om YFP (young flemish potentials) zich in het Belgische project te laten inschrijven zijn nog talrijk (steunraden van de KBS, de Nationale Kloterij, de adellijke lintjes, de inmense cultuursubsidies voor anti-Vlaamse intellectuelen, noem maar op) en de semantische vervuiling van vlaamsgezind (is gelijk aan onverdraagzaam, rascistisch, fascistisch, kneuterig, bekrompen, ...) is nog te sterk.

Het zal nog een dertigtal jaar vergen voor de studenten pol&soc, rechten en economie die vandaag de toestand in hun papers moeten analyseren zelf aan de onderhandelingstafel zitten. Maar de geest is uit de fles. De onafhankelijkheidsgedachte is al bespreekbaar geworden en dat is een verdienste op zich. Deze regering zal er echter niet in slagen om vooruitgang te boeken. Dat staat nu wel vast. De hele aanpak was nooit agressief, terwijl het mandaat daarvoor wel gegeven was. Vlaanderen heeft met verpletterende stemverschuivingen laten horen dat een staatshervorming moet. Dat onze politieke klasse er niet slaagt in haar beloftes waar te maken hebben zij enkel aan zichzelf te danken. "De Walen wilden niet" is een flauw excuus. Men moet hen dwingen. Zij hebben het recht niet om België te blokkeren. Zij zijn een minderheid en moeten de houding aannemen die daarbij past. Klinkt dit als de taal van een nationalist? Bedenk dan dat wij de enige natie in de wereld zijn die als MEERDERHEID de onafhankelijkheid wil en daar niet in slagen. In Catalonië bekijkt men ons als mietjes. Zij zijn daar een minderheid en hebben in twintig jaar politiek meer bereikt dan wij in heel onze hele honderdjarige ontvoogdingsstrijd.

In feite zouden wij daar gewoon zelf moeten kunnen over beslissen. Maar dat kan niet, omdat diezelfde emincence grise die zich nu Minister van Staat mag noemen in 1970 onze numerieke meerderheid verkocht heeft voor wat cultuurautonomie, terwijl we met onze demografische meerderheid véél meer hadden kunnen bereiken. Wie zich Minister van Staat mag noemen, heeft per definitie iets op zijn kerfstok, want men is Minister van Staat van België. En dat wordt je niet zonder België minstens één keer gered te hebben. Dat geldt ook voor Hugo Schiltz die in 1978 het Egmontpact maar bleef verdedigen en daardoor de stichter werd van het Vlaams Belang. De Vlaamse Beweging denkt nog steeds dat het dit plan verijdeld heeft, maar de grootste stukken ervan werden toch gerecupereerd in latere akkoorden.

Het Sint-Michielsakkoord van 1993 mag met enige reserve het beste akkoord genoemd worden dat binnen het sowieso al onrechtvaardige kader kon bereikt worden. "Het is een akkoord van die orde dat we moeten kunnen afsluiten", sprak Bart Dewever vóór de verkiezingen. Het lijkt erop dat we naar een tweede Lambermont gaan. Het is te laat. Het kalf is verdronken en ligt te rotten in de put. En voor het water daarvan ons allemaal vergiftigt, dempen we die best ... met de resten van orange-bleue. Haal de stekker eruit jongens, het wordt toch niks meer. En laat de Walen het nu zélf maar eens oplossen.

Hasta la republica flamenca,

Smithson.

zondag 28 oktober 2007

Solidariteit - conclusies

Conclusie van dit alles is dat wij als Vlaamse meerderheid in dit land deze arroganties helemaal niet hoeven te nemen. Het wordt tijd dat we ons bewust worden van onze meerderheid. Alleen zijn we in Vlaanderen erg gehandicapt. Onze intellectuele elite slaagt er immers in de modale Vlaming zichzelf schuldig te laten voelen over het verleden (toen wij collaboreerden en de Walen natuurlijk noooooit), ons te wijzen op onze historische verantwoordelijkheid (want de Walen hielpen ons vroeger toch ook) of ons als klootjesvolk te benoemen (de Vlaming is kneuterig en de Walen vrijzinnig en dus zo oooopen) en wij slikken dat, zoals we altijd alles geslikt hebben van gelijk welke machthebber. “Doe stille voort” (Gezelle) is de leidraad voor onze natie geworden: hoeveel onrecht u ook aangedaan wordt, krabbel voort, foefel, onderhandel, maak vuisten in uw zakken, godver binnensmonds, sla desnoods uw interieur aan diggelen, maar laat niemand, niemand merken dat u niet akkoord bent, steek uw nek nooit uit, keep a low profile, zeg niet waar het op staat, want dan breng je de groep in gevaar, dan maak je het alleen maar erger voor iedereen die wél probeert in die omstandigheden te leven. Wel nu, dit is SLACHTOFFERCULTUUR. En dat moet gedaan zijn!

Wij hebben alles, maar dan ook alles om het te maken als “wereldburgers”. We spreken godver drie vier talen, daar waar Walen enkel Frans en gebrekkig Engels spreken. Antwerpen is de derde belangrijkste haven TER WERELD, Brussel de tweede grootste diplomatieke stad TER WERELD. We leven in één van de vruchtbaarste landbouwgebieden in Europa, we hebben één van de meest performante onderwijssystemen en een hoogopgeleide bevolking, en we hebben een cultureel erfgoed van eeuwen oud. De polyfonie werd uitgevonden/ontdekt in wat vandaag Frans-Vlaanderen is, maar daar zijn wij erfgenaam van. Rubens, Van Eyck en de hele horde Vlaamse Primitieven worden overal ter wereld bewonderd. Het hele beurssysteem met aandelen dat de hele mondiale financiële sector vandaag reguleert werd uitgevonden in Brugge. In Ieper werden in de late Middeleeuwen al belangrijke stappen vooruit gezet in de rechtspraak betreffende het toelaten van getuigen als bewijsstuk. In Kortrijk versloeg een voetleger het sterkste ruiterleger van Europa. En toch, en toch en toch twijfelen we, vragen we ons af of we wel recht hebben op een eigen staat, hoe het nu moet met die arme Walen, of we ze geen pijn zouden doen, of we dan geen egoïsten zouden worden.

We noemen onszelf rijk, maar geestelijk zijn we straatarm. We gaan op vakantie, niet om de wereld te ontdekken, maar om aan anderen te zeggen waar we zijn geweest. We kijken jaloers naar de nieuwe auto van de buurman. Per dag plegen 7 Vlamingen zelfmoord en veelvoud daarvan probeert het. We noemen onszelf rijk, maar steeds meer mensen staan er alleen voor, leven in eenzaamheid, liggen drie weken dood voor iemand ze vindt, leven onder de armoedegrens. We noemen onszelf rijk, maar we zijn afhankelijk van het buitenland voor zelfs onze vitaalste bevoorrading van electriciteit (Suez) en water (Lyonaise des Eaux). We noemen onszelf rijk, maar ons sociaal kapitaal is nihil: we besteden onze ouderen uit aan rusthuizen en onze kinderen aan crèches. Wie sterft wordt beleefd betreurd, maar algauw wordt van de treurende geëist dat die overgaat tot de orde van de dag: “ga maar vlug weer werken, dat verzet je gedachten.” We noemen onszelf rijk, maar we aanbidden culturele goden die ons vervreemden van ons eigen rijke culturele verleden omdat het besmet zou zijn met racisme, facisme en onverdraagzaamheid. We luisteren naar valse profeten die dwepen met vreemde culturen en daardoor een aura krijgen van verhevenheid, van het loskomen van de eigen wortels. We voelen ons klein en dom als we niet begrijpen waar die interviewers het over hebben; wel: ze begrijpen het ZELF niet. Ze lullen maar wat aan en verkopen het voor de hemelse waarheid. And sometimes, I’m so sick of it all.

Doet me denken aan: Ewan McGregor als Mark “Rent-boy” Renton in: Trainspotting, 1996:

Choose Life. Choose a job. Choose a career. Choose a family. Choose a fucking big television, choose washing machines, cars, compact disc players and electrical tin openers. Choose good health, low cholesterol, and dental insurance. Choose fixed interest mortgage repayments. Choose a starter home. Choose your friends. Choose leisurewear and matching luggage. Choose a three-piece suite on hire purchase in a range of fucking fabrics. Choose DIY and wondering who the fuck you are on Sunday night. Choose sitting on that couch watching mind-numbing, spirit-crushing game shows, stuffing fucking junk food into your mouth. Choose rotting away at the end of it all, pissing your last in a miserable home, nothing more than an embarrassment to the selfish, fucked up brats you spawned to replace yourselves. Choose your future. Choose life... But why would I want to do a thing like that? I chose not to choose life. I chose somethin' else. And the reasons? There are no reasons. Who needs reasons when you've got heroin?

Welaan dan Vlamingen: Choose life. Choose independence!

Hasta la Republica Flamenca,

Smithson.



Powered by ScribeFire.

Deel III: Solidariteit genereert loyauteit

Wie ontvangt is dankbaar. Dat is normaal. Beeld u weer een situatie in waarbij u geld geeft aan een persoon of project omdat u beslist hebt daarmee solidair te willen zijn. Het geld wordt overgemaakt, u verwacht geen uitvoerige bedanking, hoogstens respect voor uw daad van menslievendheid. En wat gebeurt: men maakt u publiekelijk zwart, men vindt u een vrek omdat u niet meer gaf en krijgt men de kans om u te kleineren of zelfs te beschadigen, dan laat men het niet. Wat is uw logische reactie op dat moment? Schluss damit. Bastante. Enough. Hoe erg de toestand ook mag zijn van de persoon die u daarnet nog aan het helpen was, geen cent geef je nog aan iemand die je beschimpt, je met je eigen geld bestrijdt. Dat is de logica zelve.

Maar wat zien we in België? De gemeenschap die jaarlijks 7 % van het Bruto Regionaal Product afstaat aan een gemeenschap die de helft minder leden telt (dus per capita is dit een dubbele ontvangst in vergelijking met een hypothetische omgekeerde beweging) krijgt van de andere gemeenschap in dit land niet het minste respect terug. Die andere gemeenschap, de Waalse (zelfde staatskundige opmerking als daarstraks) die nog slechts leefbaar is bij gratie van het rijkere landsdeel neemt geen houding van nederigheid aan die past bij zo’n transfers. Integendeel, zij manifesteert zich op het Belgische niveau met de grootste arrogantie. In Vlaanderen schoffeert zij de Nederlandstalige bevolking in de faciliteitengemeenten. In Wallonië verfranst zij de Nederlandstaligen in de eigen faciliteitengemeenten. In Brussel respecteren zij ondanks talloze taalwetten de tweetaligheid niet. Via hun Franstalige Brusselse bondgenoten vragen zij zelfs de aanhechting van de verfransende randgemeenten bij dit gewest. Een eis die bewijst dat zij de territoriale integriteit van Vlaanderen en dus in wezen de federale staat niet erkennen. Federale wetten lappen zij dan ook aan hun laars. En wanneer Vlaanderen in economische sectoren wil investeren die meer welvaart kunnen creëren blokkeert zij deze pogingen systematisch. Vlaanderen wordt in een wurggreep gehouden door de partij waar zij nog steeds solidariteit mee betoont.

Wallonië gedraagt zich met een arrogantie die niet past bij een vragende partij. Het lome Vlaanderen (als ik onze natie dan toch moet personificeren dan doop ik die tot “De lamme Goedzak”) laat dit gewoon gebeuren. Ik vertelde dit ooit eens aan een Australiër terwijl ik op reis was in Barcelona en die merkte me op: “Thats the destiny of minorities”, waarbij hij bedoelde dat Vlamingen als minderheid hier nu eenmaal niets aan konden doen. Toen ik hem vertelde dat de Vlamingen in België de meerderheid waren, begreep hij er helemaal niets meer van. “You Belgians are fokin’ lunatics”. Ik antwoordde: “No no Flemings are, Belgians do not exist. O, I’m sorry, there is a Belgian, I almost forgot: our king, an imported German”. We kwamen niet meer bij van het lachen, maar het was in wezen tragikomisch.

HLRF!

Smithson



Powered by ScribeFire.

DEEL II: Solidariteit is concentrisch

Stel. U wint één miljoen euro en de helft daarvan mag u niet zelf houden. Dat laat u aardig wat mogelijkheden. U koopt zich een huis, een mooie auto, gaat even op vakantie, en dan begint u de moeilijke taak van het verdelen van dit geld. Wie zijn de mogelijke ontvangers? Potentieel iedereen. Van een hongerlijdend Somalisch gezin tot een neefje dat een zaak wil beginnen tot uw kinderen die nog verder moeten studeren. Afhankelijk van de grootte van uw budget zal u anders reageren. Uw kroost kan voor een fractie van het bedrag dat u moet verdelen verder gaan studeren, er is dus nog ruimte genoeg voor liefdadigheidswerk in Afrika. En ook het neefje kan gerust wat geld toegestopt worden, zonder dat het Somalisch project in het gedrang moet komen. Maar wat als het te verdelen geld schaars wordt? Welke prioriteiten zal u dan stellen? Welke criteria gaat u hanteren om te beslissen wie wat krijgt? Het antwoord eenvoudig: u zult eerst de mensen “bedienen” die u het nauwst aan het hart liggen. Uw neefje komt in de rankschikking voor dat Somalisch gezin te staan, en uw eigen zonen of dochters nog eens daarvoor. Is uw belangstelling voor het Somalisch probleem daarom minder groot geworden? Bij lange na niet, maar u moet keuzes maken, en het ligt in de natuur der dingen dat u het meest solidair bent met de personen die dichtst bij u staan.

Deze rangschikking is natuurlijk maar een voorbeeld. Het is goed mogelijk dat uw familiale band in het algemeen zo sterk is dat u aan zowel uw gezin als aan uw bredere familie dezelfde prioriteit heeft, zoals dat in Joodse families het geval is. Het is zelfs mogelijk dat u, in overleg met uw naasten, beslist tóch dat Somalisch gezin een beetje te helpen, ondanks de eigen problemen. Dit zien we trouwens veelvuldig in de lagere sociale klassen. Mensen die weinig hebben, zijn vaak ook nog solidair met kennissen buiten de eigen familie. Alles hangt af van uw eigen socio-culturele achtergrond. Maar de stelregel is dat men bij krapte en schaarste niet eerst de meest verafgelegen en onbekende doelen gaat steunen, maar wel de dichtbije en gekende problemen. Solidariteit vertrekt dus vanuit een sterk middelpunt naar een steeds zwakker wordende periferie. Solidariteit is dus concentrisch.

Passen we dit nu toe op de Belgische situatie, dan kunnen we ons afvragen hoe de solidariteit het best georganiseerd wordt. Nemen we de stelregel in acht dat we eerst solidair zijn met wat ons nabij en bekend is, dan lijkt het logisch dat we bij schaarste eerst solidair zullen zijn binnen onze eigen Vlaamse Gemeenschap, en pas daarna met Wallonië. Wallonië, dat een andere politieke cultuur heeft (politiek dienstbetoon, oudere materialistische breuklijnen), een andere geografie (geen kust, bergachtig), een ander bedrijfsleven (minder KMO’s, meer holdings), een andere media (veel meer partijgelinkt), een andere actualiteitszin (volgen meer Franse actualiteit, wij de Nederlandse), een andere metafysische voedingsbodem (wij in origine katholiek, zij veel vrijzinniger) en een andere socio-psychologische ingesteldheid (wij klein & bescheiden, zij deel uitmakend van de grote Franstalige culturele ruimte), de verschillen zijn legio.

Nemen we de gemeenschapszin als uiting van een samenhorigheid als referentiepunt om onze solidariteit te organiseren, dan merken we al gauw dat het concept “Belgische Gemeenschap” problematisch wordt, vooral wanneer we ook nog de taal – voorlopig buiten beschouwing gelaten – in acht nemen. Doen we dat wel, dan worden de verschillen nog veel duidelijker. Om te kunnen spreken van één Belgische Gemeenschap waarbinnen de solidariteit natuurlijk zou zijn omdat ze nabij en bekend is, moeten we toch ervan kunnen uitgaan dat beide bevolkingsgroepen in elk van hun talen kunnen communiceren met elkaar. In de praktijk is dit echter niet zo: communicatie met Walen gebeurt in 95 % van de gevallen in hún taal, terwijl de Vlamingen wel de taalkundige meerderheid vormen in dit land.

Maar ook buiten het talige om is het niet langer houdbaar om te spreken van één Belgische Gemeenschap. Ook op politiek vlak, zelfs waar de eenheid verondersteld wordt, zijn er grove verschillen. Federale wetten worden in de beide landsdelen niet gelijk toegepast en de overtreding hiervan wordt niet gesanctioneerd. Voorbeelden daarvan zijn de wet op de wapenlicenties (’91) en de tabakswet (’02). Ook op economisch vlak, in de dossiers waar Wallonië wel solidair zou kunnen zijn met Vlaanderen, wordt de Vlaamse economie gesaboteerd. Voorbeelden hiervan zijn het plaatsen van overheidsbestellingen in het buitenland in plaats in Vlaanderen (TEC, ’97) en de blokkering van de ontsluiting van de Antwerpse haven (Ijzeren Rijn, ’07). Wie gemeenschapszin toepast op de Belgische staat kan alleen vaststellen dat er twee concurrerende gemeenschappen zijn.

De speltheoretische oefening van het half miljoen euro in het achterhoofd, rijst dus vraag op welk niveau we de solidariteit moeten organiseren. Binnen de eigen gemeenschap die voelt dat ze een gemeenschappelijk verleden, belang en toekomst heeft, of ook met die andere gemeenschap die niet alleen verder van ons afstaat, maar ons eigenlijk ook nog beconcurreert? Daarbij komen we bij het derde kenmerk van solidariteit: loyauteit.

HLRF!

Smithson

Powered by ScribeFire.

DEEL I: Solidariteit is vrijwillig

Dit is niet eens een boude stelling, want als solidariteit niet vrijwillig is, dan kan ik aan gelijk wie meteen 100 € vragen in naam der solidariteit en meteen ook eisen dat ik die 100 euro krijg. Dat gaat echter zomaar niet. Solidariteit vereist dus de toestemming van de gever, die na overweging beslist solidair te zullen gaan zijn of net niet. Zo heeft u ongetwijfeld al meegemaakt dat u aan het ene comité dat veel te dure appelen verkoopt, wel gekocht hebt, en aan een andere huis-aan-huis-actie helemaal niets. U bepaalt zelf met welke personen en organisaties u solidair wenst te zijn. Was dat niet zo, dan is er gewoon geen eigendomsrecht meer en kon iedereen zomaar geld van u eisen. U beslist in abstractie zelf over wat moet gebeuren met het hetgeen u zelf verworven hebt.

De pro-actieve lezer past dit natuurlijk meteen toe op de politieke situatie van de transfers in dit land en zal terecht opmerken dat wij ook niet de keuze hebben om geen belasting te betalen, dat wij ook daar verplicht worden om solidair te zijn. Ja en nee. Wij worden inderdaad verplicht, maar eerder door de logheid van het systeem, dan door principe. Wij verkeren immers steeds in de mogelijkheid om op een partij te stemmen die pleit voor een belastingsverlaging. Er zou zelfs een libertaire partij kunnen gevormd worden, die pleit voor een minimale belasting van 5 %, maar die is er vooralsnog niet. Dus kunnen we aannemen dat er algemene consensus bestaat over het belang van solidariteit. De Vlamingen kunnen dan wel morren over de hoge belastingen, maar was dit werkelijk een probleem geweest, dan was een partij al lang in dat gat in de electorale markt gesprongen. Sommige partijen doen dit ook, maar geen enkele pleit vooralsnog voor een quasi-afschaffing van belastingen. De vrijwilligheid van solidariteit als richtsnoer kan dus ook hier behouden blijven, zij het in getrapte en sterk vertraagde versie.

Datzelfde geldt voor interstatelijke solidariteit. Ik treed de Ierse schrijver John Banville volledig bij wanneer hij in zijn Book of Evidence schrijft “They would speak of whole peoples as if they were speaking of a single individual, while to speak even of an individual with any show of certainty seemed to me foolhardy”, waarbij de auteur een aanklacht maakt tegen het personaliseren van staten als zouden het één en ondeelbare fysieke personen zijn met vaststaande kenmerken.

Maar hoe men het ook draait of keert, toch kan men de relatie tussen twee naties wat betreft solidariteit geabstraheerd worden tot een partij die geeft en een partij die ontvangt. In de Belgische constellatie zijn dat respectievelijk Vlaanderen en Wallonië. En Brussel voor wie dit gewest als verloren Vlaams grondgebied beschouwt. Welnu, ook hier zou vrijwilligheid het richtsnoer moeten zijn. Het Vlaams Parlement, als vertegenwoordiger van de Vlaamse natie, zou zelf moeten kunnen beslissen hoeveel geld er naar de andere delen van de federatie gaat. Maar dit is niet zo. Het is het federale niveau dat het overgrote deel van de belastingen int, en ze daarna volgens bepaalde verdeelsleutels terugstort aan de gewesten. Aangezien de federale regering paritair is en de Vlaamse meerderheid in het federale parlement dus machteloos, wordt buiten de vrijwilligheid van het Vlaamse Parlement om beslist hoeveel Vlaams geld aan de solidariteit met Wallonië wordt besteed. Dat is net alsof iemand in het station geld uit uw portefeuille zou halen om het te geven aan een bedelaar, terwijl u staat te wachten op de trein. Ongeacht uw voornemen om zelf al dan niet iets te geven, wordt in uw plaats beslist. Het Vlaams Parlement, en ook de Vlaamse verkozenen in de Kamer moeten dus toezien hoe Vlaams geld buiten de wil van de Vlamingen om aangeboord wordt als solidariteitsgeld.

Daarenboven heeft het Vlaams Parlement naast zeggingschap over de hoogte van deze bedragen, ook niets in de pap te brokken over de aanwending van deze gelden. In het voorjaar van 2007 was men vol lof voor “het Marshallplan voor Wallonië” van de hand van Di Rupo, maar wat men vergeet is dat het oorspronkelijke Marshallplan (de wederopbouw van Europa met Amerikaans geld, nvda) uitgevoerd werd op de voorwaarden van de VS. De constructie van de EU is daar onder andere het resultaat van. Ook hier had de gever zeggingschap over wat er met zijn geld gebeurde. Vlaanderen heeft geen enkele zeggingschap, niet over hoeveel geld er naar Wallonië gaat, en ook niet waarvoor het gebruikt mag worden.

Als vrijwilligheid inderdaad een essentiële voorwaarde is voor solidariteit dan valt het Belgische gebeuren daar niet onder thuis te brengen.



HLRF!

Smithson.


Powered by ScribeFire.

Solidariteit - Inleiding


De laatste weken is het weer alom "solidariteit" die de klok slaat. Vlaanderen zou de solidariteit met Wallonië willen opzeggen en de vakbonden organiseren samen met één Waalse krant een actie (www.reddesolidariteit.be) om "de" solidariteit te redden. Dat de onderhandelingen daar helemaal niet over gaan, maar wel over een betere verdeling van de bevoegdheden, zal hen worst wezen. Zij, die een monopolie hebben op de solidariteitsgedachte zullen die stoute separatisten eens zullen tonen hoe het moet. Solidariteit, daar kan je toch niet tegen zijn? Of toch? Een kleine analyse.

Solidariteit is een HOERA-begrip geworden en tegelijk ook een containerbegrip, de twee essentiële ingrediënten voor een politieke techniek die framing heet. Zoek een nobele zaak waar niemand tegen kan zijn, verbind daar je eigen politieke kleur aan en doe alsof iedereen die het niet eens is met je politiek, ook meteen tegen die nobele zaak is. Werkt altijd. Verkeersveiligheid is rood. Ecotaks is groen. Dat je diezelfde nobele zaak ook aanhangt, maar wel op een andere manier zou willen invullen, dat doet er dan allemaal niet meer toe. Framing is onverbiddelijk. Solidariteit is geframed door wat zichzelf links noemt. Maar laat ons even door het politieke bos kijken en teruggaan naar de essentie van solidariteit.

Voor mij hangen er aan de term solidariteit drie essentiële kenmerken vast: solidariteit is vrijwillig, concentrisch en genereert loyauteit. Daarnaast kent solidariteit nog een aantal ongeschreven wetten zoals de vooronderstelling dat de ontvanger niet ondankbaar is tegenover de gever, de vooronderstelling dat de gever niet armer wordt dan de ontvanger, en de wederkerigheid van solidariteit indien de ontvanger op andere vlakken de gever kan steunen. Maar in essentie gaat het om de eerste drie genoemde kenmerken.

In wat volgt vinden jullie drie posts over deze kenmerken gevolgd door een conclusie.

Hartelijke groet en siempre hasta la republica Flamenca!

Smithson.

Powered by ScribeFire.

Waar zijn onze culturele kompassen?

Vlaamse vrienden,

Youtube is machtig. Je vindt er alles en dus ook wat ons iets kan bijleren over onze eigen cultuur. Onlangs vond ik via een vriend een stukje Nederlandse televisie terug, dat ik ooit slechts één keer gezien had en dat ik sindsdien gekoesterd heb als ware het het laatste exemplaar van de panda op aarde. Het betreft een uitreksel uit de talrijke cultuurprogramma's van Van Kooten en De Bie. Het is een sketch van een ex-leraar Nederlands in het bos die gevraagd wordt naar zijn mening over de Nederlandse taal. Hij fulmineert heftig en presteert het om een Kronkel, dit is een cursiefje van Simon Carmiggelt met stijgende exaltatie tot een schuimbekkend hoogtepunt te brengen.

Deze sketch is niet alleen grappig, maar ook diep ontroerend. Ze zegt veel over ons hedendaags onderwijs dat er slechts in slaagt om algemene vaagheden te onderwijzen, economisch gebruiksklaar en mooi ogend op een cv. Maar de diepere drijfveer in het onderwijzen is niet enkel om de mens economisch zelfstandig te maken, maar ook de verheffing van het individu tot een grootser mens. Humaniora. Meer mens maken. En daar hoort hard studeren bij. Van buiten leren. Heug tegen meug. Om je er dan later tegen te kunnen afzetten. Als je dat nog nodig zou vinden.

Hieronder vindt u de integrale tekst, die ik transcribeerde van de Youtube-creatie. Ik vond hem immers zelf op internet nog niet, dus heb ik hem maar zelf uitgetypt. Ook de video zelf onthoud ik u niet.

Lay back and enjoy.

HLRF!

Smithson.



Louter Leugens
1951 – Simon Carmiggelt

Om zijn voordrachtsavond te kunnen houden had de declamator een gros houten vouwstoeltjes gehuurd die een kwartier voor aanvang als een kudde eigenzinnige bokjes bijeen gedreven stonden. Dat ze hard zaten, vond ik niet zo erg. Kunst eist nu eenmaal een worsteling des geestes en dan mag het lichaam niet achterblijven. Veel dieper groef het bezwaar tegen de kwaliteit van de stoelen. Ik voor mij zakte er tenminste onmiddellijk doorheen en behaalde tussen de brokstukken op de vloer gezeten het gemakkelijkste succes van mijn leven, want iedereen brulde van het lachen eer ik een mond had opengedaan. De tien minuten die ons toen nog scheidden van de aanvang der voorstelling waren niet zonder spanning want iedere argeloos binnentredende bezoeker kon immers het volgende slachtoffer zijn. Nog twee personen van uiteenlopende zwaarte zagen wij ter aarde tuimelen, maar toen was het dan ook acht uur en scheurde het doek vaneen.

Dames en heren ik ga u zeggen enige fragmenten uit de ideeën van Multatuli. De voordrachtskunstenaar hief plechtig aan en kreeg de belangstelling van de zaal net beet toen de deur naast het podium openging voor een late bezoeker. Het bleek de dikste man te zijn die ik in mijn kleurig leven ooit heb gezien en hij bewoog zich langs het toneel naar het middenpad volgens het systeem waarmee bij verhuizingen staande klokken worden voortgekanteld. “Die gaat door de stoel”, dacht iedereen, het scheen een zekerheid. “Wie nooit gevallen is heeft geen besef wat ervoor nodig is om vast te staan”, declameerde de kunstenaar met grote toepasselijkheid, maar ook hij had er zijn kop niet bij. Dat zag je aan zijn ogen die vol doodsangst de argeloos voortzwoegende Golem volgde. Dat deed trouwens iedereen, en toen de man eindelijk vlak naast mij zijn verzamelde gestalte op het stoeltje nederliet, was de stilte zo diep en volstrekt dat ook de declamator even de ogen sloot als voor een hels visioen. Maar er gebeurde niets. De stoel kreunde wel een beetje, maar bleef met onbegrijpelijk heroïsme op de been. Een gemompel van bewondering ging door de rijen. En ook de stem van de declamator klonk opgewekt toen hij vervolgde: “Men vindt dit gebrek dikwijls en vooral bij mensen die niet gereisd of weinig beleefd hebben en …”

De dreiging scheen voorbij. Ik zeg scheen, want toen wij net opnieuw waren ondergedompeld in Multatuli, liet de dikke man ten tweede male van zich horen. Hij zond namelijk opeens vier droge bijzonder gramstorige kuchjes de wereld in. Gehinderd keek ik hem even van terzijde aan en zag dat zijn enorm bolrond hoofd geheel purper was van een geweldige hoeveelheid in hem opgetaste geluiden die eruit wilden. Ik vreesde dat hij ter plaatse uiteen zou barsten als de zuster van Prikkebeen en stond maar vast op om hem de gelegenheid te geven de zaal te ontvluchten. Een hint die hij, tot mijn persoonlijke verlichting meteen opvolgde. Op het krakendste schoenwerk ooit door enig mens gedragen, begaf hij zich, rommelend van interne ontploffingen, opnieuw door het middenpad langs het toneel naar de uitgang. Met zijn laatste krachten opende hij de deur en liet toen in het gangetje daar vlak achter alle blaffingen, schrapingen die in zijn gigantische borstkas waren opgestapeld, de vrije loop. Hij had het net zo goed op het toneel kunnen doen, want de hele zaal kromp ineen en begon kribbig te sssst’en. Maar dat hoorde de arme stakker niet en toen er geen enkel kuchje of humpje meer in hem huisde, heeft hij omdat hij nu toch eenmaal bezig was ook nog een paar minuten toeterend staan neussnuiten om vervolgens weer op zijn duivels schoeisel binnen te treden met een voldane gelaatsuitdrukking van iemand die een kwestie tot ieders genoegen had geregeld. “Mag ik nog even passeren”, fluisterde hij mij toe.

En toen pas is hij door die stoel gezakt.

donderdag 25 oktober 2007

Ode aan het vrije woord - conclusies

<-- Terug naar het derde deel

Hans Teeuwen is dan wel een onhandelbare vlegel, het is zelfs goed mogelijk dat hij een onuitstaanbare egocentrische en narcistische persoonlijkheid heeft, maar één ding moet je hem nageven: hij zegt waar het op staat. De enen zullen dit erover vinden, de anderen net hard genoeg, maar dat is net de pracht van iemand als Teeuwen: hij veroorzaakt debat. En debat hebben we niet in Vlaanderen: iedereen is het roerend eens met de consensus, en wie dat niet is wordt al gauw doodgezwegen, in een extremistisch vakje gestopt of in het beste geval slechts belachelijk gemaakt.

Teeuwen heeft bewezen een waardige verdediger te zijn van het Vrije Woord. Hij pareert dogma’s met bravoure en verlost mensen van hun aangepraat schuldgevoel. Conclusies zijn:

- wat status heeft, heeft vroeg of laat macht
- macht die niet te controleren valt, ontaardt in totalitarisme
- satire controleert macht, door in de civiele samenleving voor controverse te zorgen
- waar satire (en dus per definitie beledigingen) niet meer mogelijk is, ontstaat totalitarisme

Laat ons in Vlaanderen hetzelfde doen. Laat ons onbevreesd met andere culturen in gelijkwaardig debat gaan, recht op de inhoud af, zonder exclusieven rond dit of dat respect dat eerst betoond moet worden. Het feit dat twee stromingen elkaar waardig achten om in debat te gaan, is voldoende bewijs. Laat ons onszelf niet misleiden door retorieken van verdraagzaamheid die enkel pacificatie beogen, en geen fundamentele oplossingen van de problemen. Laat ons doorgaan op de Mohammed-cartoons, het apart zwemmen voor vrouwen, de halalscholen, de hoofddoek. Zonder taboes. Zonder beperkingen. Alleen dan komen we tot een eerlijk debat. Alleen dan komen we in de buurt van deze magistrale zeven minuten .

HLRF!

Smithson

<== Terug naar de inleiding

Deel III: “Je ontwikkelt daarvoor een schild”

<-- Terug naar deel II

(Teeuwen gaf net geweld als grens van vrije meningsuiting aan, nvda)

A: Dan pas?
T: Ja
A: Dus eerst de mensen helemaal warm maken en laten koken, en dan zeggen, nou, dit is voor mij de grens
T: Mensen warm maken en laten koken? Daar kiezen ze toch zelf voor?
A: Ja, maar u beledigt heel veel mensen, mensen kunnen dat best frustrerend vinden.
T: Denk je dat … Jullie doen net alsof (Teeuwen windt zich op en herschikt zich op bankje)
A: Ga liggen
T: Jullie doen net alsof gevoeligheid, en gekwetstheid en je beledigd voelen een voorrecht is, alleen voor gelovigen. Denk je dat als ik de TV aanzet (wordt onderbroken) Wacht even, ik moet eventjes iets zeggen. Denken jullie als ik de TV aanzet, dat ik niet dingen zie die mij ergeren, dat ik me niet beledigd zou kunnen voelen. Maar je ontwikkelt daar een schild voor. Dat doe je in een vrije samenleving omdat je wordt geconfronteerd met dingen waar je het liever niet … (wordt onderbroken door applaus uit het publiek)
T: (Rommelig begin van de zin) … omdat gelovigen daar over het algemeen heel slecht in zijn. Omdat gelovigen een neiging hebben om een monopolie op de waarheid te hebben. Te willen zeggen (met nadruk): zo is het leven en zo moet je … (wordt onderbroken door daverend applaus)
A: Hoelang heeft u gestudeerd voor deze one-liners?
T: (Denkt ernstig na): Niet.
A: U beledigt best wel vaak, u kunt het vierkant ontkennen, maar u kunt niet zeggen dat u dat niet doet op het podium.
T: Ja, maar ik heb net iemand horen zeggen dat homoseksualiteit een zonde is, ik heb net iemand weg zien lopen omdat er een mini-rok werd getoond, ik heb allemaal dat soort … ja dat is ook heel erg beledigend. (Applaus en geschreeuw)
A: (vraagt iets door applaus door, onverstaanbaar)
T: Ja, bij mij valt er in elk geval nog om te lachen.
A: We hebben het over een Westerse beschaving, he, die superieur is, maar met beledigen, of uitschelden, want dat doet u ook heel vaak he,
T: Wacht even, ik scheld helemaal niet uit.
A: U hebt bepaalde woorden gebruikt, die ik liever niet in de mond wil nemen, maar we gaan effe
T: (lach) In de mond nemen is ook wel leuk eh (maakt draaiende denkbewegingen aan voorhoofd) (lacht) sorry sorry
A: Het is toch een teken van beschaving ook dat we elkaar niet zomaar uitschelden
T: Is waar en de avond is nog jong. Maar eeuh. Ik scheld niet zomaar uit, ik maak grappen. En soms zijn dat grappen over dingen … . Want juist ook onderwerpen die gevoelig liggen, of die controversieel zijn, die zijn leuk, die zijn spannend, daar zit spanning, en als cabaretier, werk je daarmee, juist. Anders moet je het hele genre cabaret of satire afschaffen.
A: Ok, laatste vraag meneer Teeuwen. Wanneer is uw nieuwe show?
T: Dat zeg ik niet … (doet kleinzerig)
A: Dat zegt u niet?
T: Ja, dat weet ik nog niet, ja, het komt, het komt komt komt
A: Komt deze thematiek ook in uw show voor of niet?
T: Weet ik niet, nee, ik ga het hebben over vruchten.
A: O, dus u gaat niet meer beledigen enzo?
T: Ik ga wel een bepaalde vrucht flink ervan langs geven.
A: Een bepaalde vrucht?
T: Ja
A: Zolang het geen personen zijn …
T: Ik maak gehakt van de ananas (reikt hand uit ter beïndiging gesprek, maar middelste dame reikt Teeuwen pijp aan)
A: Momentje, ik wil hem even nog een cadeau geven, voor de enige pijp die wij kennen
T: Nou, maar dat is niet wat ik bedoelde
A: Rommelig einde.

Teeuwen haalt hier een tweede hypocrisie onderuit, namelijk dat gelovigen en in dit geval dus mensen uit de islamitische traditie, de enigen zouden zijn die zich beledigd, geaffronteerd en zelfs gediscrimineerd zouden kunnen worden. Deze slachtofferpositie is vooral handig om elke verdere kritiek te brandmerken als een aanval op de eigenheid. Wij zouden ons bijna schuldig moeten voelen als we een allochtone medemens wijzen op onaangepast gedrag. Welnu, diezelfde slachtoffercultus zouden ook wij kunnen ontwikkelen. Katholieken zouden zich ook beledigd kunnen voelen door vrijzinnige standpunten, ondernemers door socialistische, feministes door machogedrag. Maar dat doen ze niet. Ze zijn het niet eens met elkaar, fulmineren hevig, maar kunnen coëxisteren.

In zekere zin bevindt de Islam zich op dit punt in dezelfde positie als de Katholieke kerk die Vlaanderen zo getypeerd heeft: het open debat wordt in de kiem gesmoord door een valse opvatting van respect: men denkt dat debat over de macht, het zichzelf in vraag stellen over de uitgangspunten van de religie godslaster is. Zelfkritiek is er nauwelijks en externe kritiek komt toch van ongelovigen, ergo waardeloos. Doorheen de renaissance echter, waarin het theocentrisme plaats maakte voor het antropocentrisme, en nog meer door de Verlichting, waarin de Rede als scheppend instrument zelfs boven het goddelijke kwam te staan, zijn we tot een meer bezadigde vorm van godsdienstbeleving gekomen.

Teeuwen sluit af met een essentieel democratisch standpunt: dat voor elke macht steeds een tegenmacht moet bestaan, ook in de civiele samenleving. Satire is hierbij de graadmeter van democratie: hoe meer men die probeert in te perken, hoe “enger” toestanden worden.

Hans Teeuwen, ik groet u.

Smithson.

--> Door naar de conclusies

Deel II: “De grens ligt bij GEWELD”

<-- Terug naar het eerste deel

A: U beledigt vaak godsdiensten, waarom doet u dat?
T: Ja, omdat ik dat grappig vind, omdat ik alles wat enige status heeft, heeft namelijk ook een vorm van macht, en macht corrumpeert altijd. Het moet geridiculiseerd kunnen worden, als het niet meer kan, dan krijg je enge toestanden, een dictatuur of zoiets. En daarom moet dat gebeuren vind ik.
(Groot applaus uit de zaal)
T: Hurt me baby
A: U wilt een doel bereiken met dat beledigen
T: Nee, ik wil mensen laten lachen
A: U wilt geen doel bereiken? Dus als u christenen een bepaalde naam noemt offe …
T: Een doel? Nee, ik kijk naar de wereld en dan zie ik dingen en sommige dingen vind ik ontzettend grappig of belachelijk of lachwekkend of of stom. En dan maak ik daar programma’s over en laat ik daar mensen mee lachen.
A: U lacht de hele tijd, kunnen we effe serieus doen?
T: Nou ben ik eens serieus!
A: Ayaan Hirshi Ali, daar bent u denk ik wel mee eens, heeft in Berlijn anderhalf jaar geleden, heeft zij geroepen dat zij het recht heeft om te beledigen.
T: Ja
A: Dat vindt u ook?
T: Ik vind dat je dat recht moet kunnen hebben ja
A: Maar dat is heel anders dan het recht op vrijheid van meningsuiting?
T: Nou, een mening kan beledigend zijn, snap je? Dus het kan zijn, dat als ik mijn mening geef, dat dat voor iemand anders beledigend is. Bovendien is belediging voor sommige mensen gewoon, ja, een waarheid die ze liever niet willen horen. En dan zou dat kunnen betekenen van “O, daar mogen we daar niet meer over praten, want dat is beledigend.” Dat is heel erg multi-interpretabel.
(Luid applaus)
A: Zegt u nou dat u wel met voorbedachten rade beledigt of niet met voorbedachten rade?
T: Nou, als ik programma’s maak, of zo’n liedje maak dan wil ik een leuk lied maken, waarom gelachen kan worden en een belediging kan ook heel erg grappig zijn.
A: Waar ligt de grens?
T: (Heel nadrukkelijk) De grens ligt bij GEWELD. (Beginnend applaus, onderbroken door interviewsters)


Hier komt de ware discussie op gang. Teeuwen raakt hier een essentieel onderdeel aan van het discours van de vrije meningsuiting, namelijk dat er geen “goede” en “slechte” vrije meningsuiting bestaat. Elke normatieve interpretatie van de vrijheid van meningsuiting, bijvoorbeeld met de – overigens lovenswaardige – bedoeling om bepaalde bevolkingsgroepen “te ontzien” ontaardt vroeg of laat in een totalitaire ingesteldheid. Maken we de vrijheid van meningsuiting wél interpretabel, dan is het hek immers van de dam, want dan kan elke bevolkingsgroep die zich beledigd voelt de onderdrukking van kritiek op zijn of haar gedrag als “slechte” vrije meningsuiting brandmerken en laten verbieden.

In de tijd van Hitler waren er ook wetten om de natie te beschermen. Iedereen die “on-Duitse” gevoelens koesterde kon meteen worden gearresteerd. Wat on-Duitse gevoelens dan wel mochten inhouden, werd echter nooit bepaald. Dit zette natuurlijk de deur wijd open voor de vervolging van politieke dissidenten die geen verhaal hadden tegen deze intellectueel oneerlijke tactiek. In Vlaanderen merken we trouwens hetzelfde met het concept racisme. Terwijl zelfs het CGKR op haar eigen site géén definitie van racisme heeft, worden mensen wel vervolgd en om de oren geslagen met een schuldgevoel . Dit overviel bijvoorbeeld Jean-Marie Pfaff, die een zwarte tuinman een schop verkocht en meteen als racist werd gebrandmerkt. Dit komt sterk in de buurt van een Gedanke-polizei, zoals die in Oost-Duitsland bestond voor de val van de muur.

Teeuwen heeft ook gelijk als hij zegt dat beledigingen voor sommige mensen waarheden zijn die ze liever niet horen. Dit is een duidelijke vingerwijzing naar de hypocrisie van de moslimgemeenschap inzake seksualiteit, waar hij later in het interview nog op terug zal komen. Terwijl kuisheid de norm is, wordt er nogal wat afgeneukt voor het huwelijk. Ook bezoek aan prostituees is heel gewoon. Dat heb ik zelf meegemaakt toen ik in de Noordwijk werkte: een belangrijk deel van het cliënteel van de prostituees kwam uit de wijk zelf: mannelijke buurtbewoners die op vrijdagmorgen netjes naast elkaar in de moskee zitten, en de avond ervoor van bil geweest zijn omdat ze nog geen vrouw gevonden hebben. Ook de beledigende houding van de moslimman (later in het programma, eveneens te vinden op youtube) wordt hier op de korrel genomen.

Laatste belangrijke punt dat Teeuwen hier aangeeft is de grens: GEWELD. Natuurlijk er ook psychologisch en moreel geweld, maar indien we dit te sterk gaan nuanceren, zetten we de deur weer wagenwijd open voor multi-interpreteerbaarheid. Zo kan een migrant zich moreel geweld aangedaan voelen als men hem verplicht Nederlands te leren. De grens mag dus wel degelijk bij fysiek geweld gelegd worden. Om te verhelpen aan de rechtmatige bekommernis dat moreel en/of psychologisch geweld inderdaad ook schade kunnen aanrichten, zou ik aan die grens nog een buffer toevoegen: niemand mag oproepen tot geweld tegen een bepaalde bevolkinggroep.

In een open, pluralistische democratie, mag elke mening tentoongespreid worden, zelfs als die beledigend is. Vanaf het moment dat we meningen gaan censureren, is er geen norm meer voor beledigingen: elke uitspraak in mijn richting kan ik als een belediging ervaren. Veel consequenter is mensen elkaar effectief te beledigen, en ze er dan ook de gevolgen van te laten dragen. Laster en eerroof is strafbaar, racisme ook. Die wetten bestaan, laat de burger er dan ook gebruik van maken.

HLRF!

Smithson

--> door naar het derde deel

Deel I: "Ik moet helemaal niks!"

<-- Terug naar inleiding

Alariashi:
Iemand anders die heel ver, euh fel voor de vrijheid van meningsuiting is, is meneer Hans Teeuwen. Die heeft euh onlangs, naja, al een tijdje geleden, een liedje over ons geschreven. Een paar regeltjes heeft ie aan ons toegewijd. (Teeuwen toont twee vingers) Twee?
Teeuwen:
“Een”( Teeuwen toont één vinger)
A: Wat een eer zeg! Een hele regel voor ons!
T: Er zat een rijm in
A: Wacht, wij doen de intro, en dan mag u reageren.
T: ok
A: Wij vonden dat zinnetje nogal vulgair en plat en ga zo maar door, maar om even een beeld te geven aan deze mensen waar we het over hebben, gaan we even naar het fragment luisteren, en ondertussen lopen we even achter u door.

(Opname van liedje Hans Teeuwen: Het Vrije Woord)

Christenhonden, geitenneukers, iedereen doet mee
Jezus en Mohammed op een openbare plee
Nee ik mag niet kwetsen, mijn excuses en ik zal
Voor straf me laten pijpen door de meiden van Halal
Het vrije woord, het vrije woord

(Terug in de studio)

A: U moet ook op de pijnbank plaats nemen. (Teeuwen legt zich op zijn buik op spijkerbed die dient als interviewstoel) Gaat u maar liggen op de pijnbank meneer Teeuwen. Nee op uw rug. (onverstaanbare zin) Er wordt niet gemasseerd.

T: Waarom willen jullie mij niet masseren (schikt zich gemakkelijk op de pijnbank)
A: (gelijktijdig) Hij staat onder stroom en hij beseft het nog steeds niet, dames en heren.
T: Nee, het is rubber, het is gewoon rubber (haalt aansteker uit) Kijk maar (probeert rubber te laten branden, Alariasji probeert hem te stoppen)
A: Meneer Teeuwen, hallo? Pyromaan (publiek wordt opgezweept) Dit doet u niet.
T: Nee, dit is rubber.
A: U bent uw grappen verleerd he? Lang geen show gehad. Ga maar even liggen.
T: Jawel, laatst nog. In Schotland.
A: Gefeliciteerd
T: Dankjewel
A: Waarom heeft u ons beledigd?
T: Ja, vond ik grappig.
A: Ja, wat vond u daar grappig aan?
T: Nou, ik vond het leuk omdat jullie zo kuis zijn, om jullie dan in een seksuele context te noemen
A: Dat vond u grappig?
T: Ja, en als het dan ook nog rijmt, dan is het een kat in een bakkie.
A: Hebben er veel mensen om moeten lachen?
T: Ja
A: Inclusief uzelf?
T: Ja. En ook, weet je wie ook? Een hoogwaardigheidsbekleder uit Amsterdam. Die zag ik namelijk, die zat daar ook. Dat was euh euh de burgemeester. En die moest ondanks zichzelf, want, die kon dat natuurlijk niet maken, en ik zag hem bij die regel (grinnikt)
A: Even ernst
T: Dacht ik, nou ben ik goed bezig.
A: For the news, not for the weather (Engels citaat dat ik niet begrijp) Vanwaar altijd die behoefte om ons te beledigen?
T: Ja, ik vond het grappig
A: U vond het grappig en u dacht, ik doe het gewoon effe?
T: Ja, ik moest een lied schrijven, ik moest daar staan, in die kou en het regende ook nog keihard, dan moest ik wel met iets leuks komen
A: U moet wel reageren op mijn vraag he?
T: IK MOET HELEMAAL NIKS !!!
A: Meneer Teeuwen, ik voer het woord
T: Ja, nu ik!
A: We zijn toch keurige dames, zo praat je toch niet met dames? Electriciteit begint te werken
(Iemand roept iets uit het publiek, Teeuwen kijkt om)
A: Meneer Teeuwen, zo praat u toch niet tegen dames?
T: (Bedeesd) Nee, maar hoe heten jullie dan, zo kan ik jullie ook aanspreken.
A: Mevrouw Alariasji, mevrouw alariasji, mevrouw alariasji
T: Alariasji?
A: Even even even ….
T: (op de wijze van la cucaracha) Alariasji, alariasji
A: Wij zijn hier (komt niet uit haar woorden, gaat zelf lachen) Grappenmaker! Waarom beledigt u zo veel?
T: Ik beledig helemaal niet veel. Ik maak grappen
A: Ontzettend veel
T: O ja, wie dan nog meer?
A: U beledigt ons bijvoorbeeld
T: Ja nou, da’s toch niet zo veel, het zijn er maar drie. Jullie hebben steun aan mekaar, dus jullie kunnen dit samen verwerken

De Vlaamse kijker zit aan zijn zetel genageld. Wat een brutaliteit! Op de VRT is zoiets onvoorstelbaar. Hoe komt het dat wij dit haast niet kunnen vatten? Dat wij gechoqueerd zijn? De verklaring is complex, maar een belangrijk element ligt in een aspect van onze samenleving dat we vandaag de dag marginaliseren, maar gedurende eeuwen een belangrijke invloed gehad heeft op ons doen en laten, denken en durven: de godsdienst. In Vlaanderen was die katholiek, in Nederland protestants. Dat is een belangrijk verschil.

Vlaanderen mag dan al ontkerkelijkt zijn, ontchristelijkt is het zeker niet. In onze gedragingen zitten nog altijd zeer veel meta-culturele invloeden van het katholicisme. Eén daarvan is wat ik zou noemen “gedempte gespreksvoering”. Dit is een overblijfsel van onze katholieke cultuur waar zelfstandig nadenken over geloof uit den boze was. Men luisterde naar de pastoor maar discussieerde er niet mee. Niet voor niets hebben we in Vlaanderen zoveel zegswijzen die gaan over zwijgen. “Vuisten in je zakken maken”, “Je tong tien keer in je mond ronddraaien”, noem maar op. Niet voor niets zijn onze debatten zo braaf, zo oppervlakkig en zo weinig fundamenteel. Wie soms kijkt naar Pauw&Witteman of NOVA weet wat ik bedoel.

In Nederland kan er gedebatteerd worden, heftig en furieus, maar los van de persoon. Dit stamt uit de protestantse traditie, die stelde dat er over geloof net moest gediscussieerd worden. Daarom zijn Nederlanders zo mondig. Het ligt in hun jarenlange traditie, het heftig maar beschaafd (zelfs al vinden wij dat niet) oneens te zijn, terwijl in Vlaanderen de traditie bestaat uit zwijgen en luisteren.

Zelfs Teeuwen en de meiden van Halal (zo noemen ze zichzelf toch) gaan vijf maal door tot de essentie, ook al gaat Teeuwen hier net over het randje van het toelaatbare. De cucaracha-imitatie, het schreeuwen, het niet willen tot rede komen voor een gesprek, dat zijn allemaal dingen die het gesprek op zijn zachtst gezegd niet bevorderen. Maar toch begrijp ik het gedrag van Teeuwen. Hij wordt op de pijnbank gelegd om zich te verantwoorden voor gedrag waarvan hij vindt dat het de Nederlandse samenleving kenmerkt, namelijk openheid en taboedoorbrekend.

Maar het gaat over meer dan dat, en daar is Teeuwen zich heel bewust van. Het gaat over een zeer belangrijke confrontatie van twee wereldbeelden: een theocentrisch versus een antropocentrisch wereldbeeld en een liberaal denken versus een conservatief denken. Teeuwen beseft verder dat dit niet louter praktisch is, maar ook symbolisch: sinds de dood van Theo Van Gogh is hij de belangrijkste verdediger van het Vrije Woord. Een dergelijke uitzending in prime time is van grote invloed op het publieke debat. Hier hangt dus veel van af.

Dat hij in die confrontatie psychologisch ondergeschikt wordt gemaakt (drie tegen één, de straffende connotatie van een pijnbank, een liggende houding), doet in de uitgangspositie ook geen recht aan de evenwaardigheid van beide meningen. Akkoord, een koekje van eigen deeg mag wel eens, want anders is het altijd Teeuwen die op het podium staat. Maar toch is deze eerste rommelige fase essentieel voor een gelijkwaardig debat. Teeuwen gaat namelijk resoluut in de tegenaanval om op een symbolisch gelijkwaardige discussiepositie te komen, zodat zijn bewegingsvrijheid even groot wordt. Hij steekt de fik in het symbool van de pijnbank: “dit is gewoon rubber”, hij wijst subtiel op het machtsvertoon en daardoor ook machteloosheid van het drietal “Jullie zijn met drie, jullie kunnen mijn beledigingen samen verwerken” (en ik zit hier alleen, eigen cursivering), en weigert zijn ongemakkelijke liggende houding te accepteren (frunnikt aan schoenen, zit nooit stil, kijkt rond zich heen alsof ie op een bankje in het park zit.

De aanpak werkt. De meiden van halal weten hier geen blijf mee, en psychologisch is deze strijd gewonnen wanneer mevrouw Alariasji zegt “Meneer Teeuwen, wees nou eens serieus”. Waar dus in eerste instantie van een eerlijke dialoog geen sprake kon zijn, kan nu met gelijke wapens worden gestreden. Wat wij Vlamingen dus aanstootgevend vinden, is eigenlijk metataal. Staat in elke cursus onderhandelen. Of Teeuwen dit bewust heeft gedaan? Of dit “Hineininterpretierung” is? Best mogelijk, maar Teeuwen slaagt er toch maar in om een initieel negatief publiek ten minste neutraal te maken. Subtiliteiten waar wij geen snars van begrijpen.

HLRF!

Smithson.

Door naar het tweede deel -->

Ode aan het vrije woord - inleiding

Vlaamse vrienden,

Al enige tijd staat op deze blog het zeven minuten durende interview met Hans Teeuwen, uitreksel uit het opinieprogramma Bimbo’s en Boerka’s dat op 30 augustus 2007 om 20u25 uitgezonden werd in de zendtijd van de Nederlandse Programma Stichting (NPS) op Nederland 4. Terwijl ik vind dat het debat in Nederland veel rijker gestoffeerd en dieper gevoerd wordt, lieten vele mensen me weten gechoqueerd te zijn door deze uitzending en door het gedrag van Hans Teeuwen. Omdat ik het gedrag van Teeuwen moedig vind in deze tijden van politieke correctheid, heb ik er mij op toegelegd de gesproken tekst van het interview te transcriberen en er mijn eigen commentaar aan toe te voegen.

Teeuwen raakt hier immers een essentieel element van onze democratie aan: namelijk de niet-interpreteerbaarheid van de vrijheid van meningsuiting. Die moet volgens mij absoluut zijn, inclusief het recht op beledigen. Omdat zonder dat absolutisme elke mening die als beledigend wordt ervaren, ook gecensureerd kan worden. En daar heeft Teeuwen op magistrale wijze, onder luid applaus, en met vijf uitspraken die naar de kern van de zaak gaan, op gewezen. Dat verdient verdediging.

De tekst vindt u, zo goed mogelijk getranscribeerd, hieronder. De passages die ik zeer belangrijk vind, staan in het vet, mijn commentaren vindt u in tussenstukjes. Ik breng geen cursivering aan, omdat ik gemerkt heb bij het herlezen van mijn eigen stukjes, dat dat moeilijk leest. Ik deelde de tekst in volgende stukken:

Deel I: “Ik moet helemaal niks!”
Deel II: “De grens ligt bij geweld!”
Deel III: “Je ontwikkelt daarvoor een schild.”

Deze drie onderdelen worden afgesloten met een post “conclusies”. Hopelijk kan u uit deze becommentariëring enkele gedachten halen, die het initieel choquerende karakter van Teeuwens gedrag beter kunnen kaderen. Aan u om het met mij oneens te zijn. En heus, u mag mij beledigen … Dat recht hebt u.

HLRF!

Smithson


--> Door naar het eerste deel